TWEE OREN EN EEN MOND

Overwinnend luisteren en spreken

“Weet dit wel, mijn geliefde broeders: ieder mens moet snel zijn om te horen, langzaam om te spreken, langzaam tot toorn; want de toorn van een man brengt geen gerechtigheid voor God voort.”

(Jakobus 1:19-20)

Wat komt er over onze lippen?

Vanuit het leven volgens het vlees, dus naar de zondigende mens bezien, zijn wij geneigd om met twee monden te spreken en slechts met één oor te luisteren.

Vanuit het leven naar de Geest leren wij uit één mond te spreken en met twee oren te luisteren. Zo heeft de Schepper het immers oorspronkelijk bedoeld!

We merken in de praktijk, hoe nodig het is dat de Here een wacht voor onze lippen stelt, zodat we onze tong in toom kunnen houden, in plaats van deze klakkeloos en ongebreideld haar gang te laten gaan (zie bijvoorbeeld Ps. 141:3). Houden we onze tong niet in toom, dan is onze godsdienst waardeloos! (Jak. 1:26).

Geen mens kan zijn tong bedwingen (Jak. 3:8), maar door de heilige Geest is dit zeker mogelijk! De tong kan niet alleen in vlam gezet worden door de hel, maar het is mogelijk dat onze tong en heilzame, hemelse beïnvloeding krijgt vanuit een goddelijke vernieuwing van denken.

Waakzaamheid, bedachtzaamheid en bezonnenheid gaan onze tong en lippen beheersen, zodat we langzaam om te spreken worden. Een man als Job, in het oude verbond, zondigde met zijn lippen niet, ondanks de zware aanvallen van de satan (Job 2:10). Wij, die in het nieuwe verbond leven, mogen en zullen ons hart en onze gedachten behoeden in Christus Jezus (Fil. 4:7). Wij kunnen leren de aanvallen van de duivel al in ons gedachteleven te pareren!

Pas op voor addergif!

Van de natuurlijke, in zonde gevallen mens, lezen wij: “addergif is onder hun lippen” (Rom. 3:13). Op die wijze is het menselijk geslacht geïnjecteerd door de machten der duisternis. De oude slang tracht nog steeds zijn venijn in onze gedachten te spuiten en hoopt vervolgens ook dat dit over onze lippen naar buiten komt in boosheid, leugen, kwaadspreken, twist, enzovoort.

Aan ons is nu de heerlijke mogelijkheid gegeven al dit negatieve te overwinnen! “Wie in zijn spreken niet struikelt, is een volmaakt man, in staat zelfs zijn gehele lichaam in toom te houden” (Jak. 3:2). Hiertoe wil Gods Geest ons oplettend maken!

Als er staat ‘langzaam of traag tot toorn’, dan begrijpen wij dat de boze hiermee gemakkelijk aan de haal gaat. We weten toch dat er staat: “Geraakt gij in toorn, zondigt dan niet” (Ef. 4:26). Dat ligt dus dicht bij elkaar, vandaar de waarschuwing: “de zon mag niet over een opwelling van uw toorn ondergaan en geeft de duivel geen voet” (Ef. 4:26-27).

Bij de opvoeding van kinderen is het goed te bedenken dat de toorn van een man geen gerechtigheid voor God voortbrengt (Jak. 1:19). Een gezicht als een onweerswolk weerspiegelt niet onze Vader der lichten en de Zon der gerechtigheid (Jak. 1:17; Mal. 4:2). Geweld en achter uit de keel spreken, geven geen blijvend resultaat of gezag en spoedig komt het addergif van drift mee.

Als wij ons op dit punt onderzoeken, is er misschien nog bevrijding nodig van een macht van drift, of kunnen wij wellicht iets vinden in onze toon om van heftigheid (Kol. 3:8) gereinigd te worden. Dit hoeft ons niet neer te drukken, maar het bedoelt ons juist verder te helpen!

De vrucht van de Geest is zelfbeheersing! In dat leefklimaat heersen liefde en gezonde regels, die alles in de goede banen van Gods Koninkrijk willen sturen, zodat – zowel thuis als in de gemeente – de wetten van de Geest kunnen heersen.

Hoe luisteren wij?

Het ligt ons van nature wel om naar onszelf te luisteren en onze eigen gedachten naar de ander uit te spreken. Wat de ander inbrengt, kan dan soms het ene oor in en het andere weer uitgaan. Of we zijn tijdens ons plichtmatige, niet werkelijk aandachtige luisteren naar de ander alweer bezig met het formuleren van onze eigen woorden.

In het contact, bijvoorbeeld met onze echtgeno(o)t(e), biedt God ons vele oefeningen om een luisterhouding te krijgen: interesse in wat hem of haar bezighoudt en waar ze mee zit. We moeten snel zijn om te horen wat er schort en met aandacht leren meevoelen met die ander.

Wanneer we ons hierin willen beijveren, merken we al snel op hoe zelfgericht we in een bepaald opzicht nog kunnen zijn. Hoezeer zijn we nog op ons eigen gedoetje ingesteld, in plaats van te leven voor de ander en open oren te hebben voor zijn of haar behoeften. Hoe ‘gastvrij’ zijn mijn oren om een nood van een ander gemeentelid intensief te blijven volgen?

En hoe zit het met de verhouding tussen ons spreken over God en ons luisteren naar de stem van God? Zijn wij ook snel om te horen naar Gods Woord? Of zijn we al traag om de Bijbel ter hand te nemen thuis en in het meelezen in de samenkomsten?

Sterk en menselijk spreken

Mozes was in zijn jeugd geweldig sterk. Hij werd onderwezen in alle wijsheid der Egyptenaren en was machtig in zijn woorden en werken (Hand. 7:22). “Hij meende, dat zijn broeders zouden inzien, dat God hun door zijn hand verlossing wilde geven, maar zij zagen het niet in.” Het had zo uitgewerkt dat er gezegd werd: “Wie heeft u tot overste en rechter over ons aangesteld?” (Hand. 7:25,27).

Kunnen wij iets van onszelf hierin zien? Bijvoorbeeld ons snelle, impulsieve rechtspreken thuis ten opzichte van de kinderen, ons optreden als een rechter door sterke, stevige taal en een heerser te zijn met onze machtige woorden? Zo van: ‘Ze hebben maar te luisteren, want ik ben hier als vader toch het hoofd?’ En: ‘Ik stel hier de regels, nietwaar?’ Zo werkt het niet, althans niet gezond!

Ook in de gemeente kan het gebeuren dat er onderscheid gemaakt wordt tussen elkaar, dat er gehandeld wordt met aanzien des persoons. Er kunnen leiders opstaan die optreden als rechters en zich door verkeerde overwegingen laten leiden, in plaats van door de koninklijke wet der liefde (Jak. 2:1,4,8-9). Zulke dominante persoonlijkheden leggen een druk op de anderen. Zij heersen met menselijk spreektalent en door uitoefening van macht via manipulatie. Hoe goed is het als er dienend leiderschap uitgeoefend wordt en dat we de ander hoger achten dan onszelf.

 

Gevormd worden

We weten dat Mozes in het begin nog niet snel was om Gods stem te horen en te verstaan. Maar gedurende veertig jaar in de woestijn tussen de schapen kreeg God het voor elkaar hem om te vormen.

Dezelfde lessen krijgen ook wij in het omgaan met de kinderen thuis. Het geldt eveneens in het contact tussen gemeenteleden onderling. “Zoals men ijzer met ijzer scherpt, zo scherpt de ene mens de ander” (Spr. 27:17).

Daarbij krijgen wij vele gelegenheden om lessen van onze hemelse Vader tot onze behandeling als zonen ter harte te nemen. We mogen ons sterke, stellige spreken en een ‘politieagentachtig’ optreden thuis afleren en de ‘rechter’ met het wetboek in de hand laten verdwijnen.

Mozes – nota bene een man van het oude verbond – werd van een opvliegend mens gemaakt tot de meest zachtmoedige man op aarde (Num. 12:3). Hoeveel te meer is het dan hoopvol voor ons, die in het nieuwe verbond leven! Wij kunnen deel krijgen aan de zachtmoedigheid en nederigheid van hart, die Jezus had (Mat. 11:29).

Noch ‘opwerping’, noch ‘verwerping’

Toen God Mozes weer naar Egypte zond, was zijn hoogmoedige sterkte te gronde gegaan. Hij was ‘langzaam om te spreken’ geworden. Maar nu zonk hem de moed in de schoenen.

Als de boze ons niet meer kan pakken met de hoogmoed van de grote, sterke man die het allemaal wel even met geweld kan, dan gooit hij het over een andere boeg. “Wie ben ik, dat ik naar Farao zou gaan en de Israëlieten uit Egypte zou leiden?” (Ex. 3:11) zegt Mozes dan tot God. Voelt u de ‘laagmoed’, het minderwaardigheidscomplex en de werking van de geest van verwerping van zichzelf?

Beide kanten zijn niet uit God. Niet dat menselijke sterke van ‘we zullen wel eens even’, zoals ook in een gemeente kan plaatsvinden met mensen die zichzelf ‘opwerpen’, profileren en aanbevelen, in plaats van een aanbeveling van de Here te hebben ontvangen (2 Kor. 10:17-18), en evenmin dat menselijke nietige door zichzelf af te wijzen met “Och Here, ik ben geen man van het woord” (Ex. 4:10).

Nu deinsde Mozes zelfs terug en moest God hem aansporen te vertrouwen op: “Ik zal met uw mond zijn en u leren, wat gij spreken moet.” Als extra hulp stuurde de Here zijn broeder Aäron hem tegemoet, om met hem mee te gaan! (Ex. 4:10-17).

Bevrijdend spreken

“Deze Mozes ... heeft God als een overste en bevrijder gezonden” (Hand. 7:35). De rechter was gestorven in de woestijn en er was een bevrijder opgestaan!

Hoe heerlijk, om tot bevrijding te kunnen spreken thuis vanuit het horen van Gods stem. Is dat niet iets om naar te verlangen en te beleven? Om te spreken tot het hart van je kinderen is een hele weg om te leren! Het is heel iets anders dan dat kille rechtspreken!

Het geheim van Mozes lag in de macht van de engel, die hem verschenen was en die tot hem sprak (Hand. 7:35-38). Daardoor ontving hij levende woorden, om die aan anderen te geven!

Laten wij acht geven op het spreken van Woord en Geest, om echtgeno(o)t(e), kinderen en gemeente levenwekkende woorden te kunnen geven.

In de gemeente is geen behoefte aan technisch perfecte sprekers, of een menselijk redenaarstalent. Ook zit men niet te wachten op allerlei ‘praatjesmakers’, waar geen geestelijke opbouw in ligt.

Het gaat om broeders en zusters die vol zijn van God, die alert zijn op het spreken van de Geest en die de gezindheid hebben in nederigheid te dienen!

Gelukkig hangt het niet slechts af van één of twee personen in de gemeente, die een speciale antenne van God hebben gekregen om het Woord te verkondigen zonder daarbij anderen te betrekken of te stimuleren.

Mogelijk zijn ook anderen snel geweest om te luisteren naar het woord der waarheid (Jak. 1:18). Als zij met bezonnenheid spreken (vergelijk Spr. 17:27) of iets doorgeven tot opbouw, doen zij dat in de vreze des Heren, maar vervolgens ook met vrijmoedigheid.

“En Paulus en Barnabas bleven te Antiochië en leerden en verkondigden met vele anderen het woord des Heren” (Hand. 15:35). Een heerlijke opbouw in de gemeente krijg je dan!

Jildert de Boer