INTERVIEW MET ROEL SCHIPPER, MEDE-OUDSTE VEG DE OPGANG – GRONINGEN

Opgenomen door Jildert de Boer (incl. video opname) op 27 februari 2022.

Een korte video-versie van het interview kun je HIER bekijken.

 

Dag Roel, fijn om hier te mogen zijn, je te mogen interviewen voor Hoger-op en het op video op te nemen. Ik heb begrepen dat je dit jaar 85 wordt en dat je af gaat zwaaien als oudste en dat is de aanleiding voor dit gesprek. Maar ik wil graag eerst beginnen met: Kun je iets vertellen over hoe je levensloop is geweest vanuit je ouderlijk huis? En dan zo verder, een beetje de hoogtepunten... Mooi dat je er iets over wilt aangeven tot opbouw.

Ik kom uit een gelovig gezin mijn vader en moeder die behoorden tot de Pinkstergemeente, één van de eerste Pinkstergemeenten in ons land, in Delfzijl. Als kind ben ik daar opgedragen door broeder Klaver, die was voorganger in Amsterdam en daar ben ik dus opgegroeid in een beschermd gezin. Mijn ouders hebben mij, mijn broer en mijn zus altijd met hun gebeden omringd en vanaf mijn jonge leven  ben ik altijd toch wel serieus met deze dingen bezig geweest. Ik heb de Heer leren kennen als kind en er is geen sprake van een bekering van een werelds leven tot een gelovig leven. Nee, ik heb het toch als een voorrecht ervaren, dat ik vanaf mijn jeugd de Heer heb mogen dienen vanuit een beschermd gezin.

Jij bent niet als een Paulus bekeerd, stil gezet op de weg en een groot licht van God gezien, maar je bent eerder een Timotheüs met gelovige ouders, geleidelijk aan dus. Ja, geleidelijk aan - al meegaande naar de Pinkstergemeente - ben ik tot verdieping van geloof gekomen. Als kind herinner me nog, dat ik als jongetje van een jaar of vijf al kennismaakte met broeder van den Brink die daar in Delfzijl sprak...

Ik heb wel eens gehoord dat broeder van den Brink met een Solex of iets dergelijks naar Delfzijl reisde vanuit Gorinchem. Klopt dat? Ja, dat klopt. In de vakantie kwam hij, dan logeerde hij bij een nicht van mijn vrouw in Appingedam en dan kwam hij op zijn brommertje van Gorkum met een tas vol boeken. Als hij dan aan kwam, werd hij eerst onder de douche gezet en dat was toch wel heel kenmerkend hoeveel broeder van den Brink ervoor over heeft gehad om met een brommer naar de Appingedam te gaan. Maar hij kwam!

Wat een offers hebben die mensen gebracht in die tijd en ik wist niet dat jij al zo lang broeder van den Brink, kende maar heb je toen ook een beetje opgepikt in je jeugd wat voor boodschap broeder van den Brink toen predikte? Hij was een echte Maranatha-man. Toen bracht hij de zogenaamde Maranatha-boodschap. Ik weet nog wel zijn laatste boodschap die ik toen daar in die Pinkstergemeente van hem gehoord heb. Dat was toen hij een beschrijving gaf in Openbaring van de stad Jeruzalem, die vierkante stad, hoe kolossaal groot die stad was. Dat kan ik me heel goed herinneren.

En legde hij dat toen op een letterlijke manier uit? Hij legde dat toen op een letterlijke manier uit, maar wel heel boeiend.

Welk jaar was dat ongeveer, denk je, toen je van hem hoorde over het nieuwe Jeruzalem? Dat kan ik niet zo precies zeggen, maar dat moet ergens begin jaren vijftig geweest zijn.

En hoe is het toen verder gegaan? Heb je op een gegeven moment toen je helemaal zeker was:  “Ik ben een kind van God” bewust laten dopen of heeft dat nog even geduurd of kwam eerst Riek om de hoek kijken? Ik ging toen naar de kweekschool en ik moest een bewijs hebben dat ik jeugdgroepen geleid had. Dat was toen voor de hoofdakte. In die tijd had Karel Hoekendijk in Emmen een opbouwweek en daar was ook een doopdienst. Toen ben ik op de laatste dag van de opbouwweek ernaar toe gegaan en heb mij daar samen met anderen in een zandkuil, daar was een afgraving, laten dopen door br. Karel Hoekendijk.

Zo! Met hoeveel mensen tegelijk? Nou, niet zo heel veel, maar een man of drie vier. Mijn zus, Aly Veentjer, was er ook bij.

Ben je toen daarna in de gemeente in Delfzijl gebleven, of hoe ging dat verder? Nou, we zijn in de Pinkstergemeente getrouwd...

Heb je daar Riek leren kennen? Ik kende Riek al langer en toen zijn wij getrouwd in die Pinkstergemeente door broeder Klaver, voorganger van de Pinkstergemeente in Amsterdam. Hij had mij als kind opgedragen en hij zei in de trouwdienst: “Ik zal maar niet proberen om jou nogmaals op te dragen”, want hij was maar klein van postuur. Daarna zijn we in Winsum gaan wonen en in aanraking gekomen met de bijbelstudies van broeder Roose in 1968 te Groningen. Deze bijbelstudies werden goed bezocht, groeiden, zodat besloten werd ook op zondag bij elkaar te komen.  Wij zouden voortaan samenkomst gaan houden op zondag en dat begon heel eenvoudig met een klein groepje, maar we gingen wel met de boodschap verder die broeder van den Brink ontwikkeld had van de geestelijke wereld en zodoende hebben wij ons daarbij gevoegd. Dat werd volle evangelie gemeente De Rank.

Broeder Klaver begon al in 1937 met Kracht van Omhoog; pikte je dat op vanuit Kracht van Omhoog van die tijd dat daar in Groningen bijbelstudies gehouden zouden gaan worden? Nou, we zijn ook nog een tijd bij Stromen van Kracht van Karel Hoekendijk geweest en daarna, toen broeder Roose met zijn studies in Groningen begon, hebben Riek en ik ons daar bij aangesloten. Want die boodschap had ons toch enorm aangesproken. Wij kregen altijd al Kracht van Omhoog en toen broeder van den Brink hoofdredacteur werd, begon hij te schrijven over de boodschap van het Koninkrijk der hemelen en toen merkten wij een verandering in de boodschap, een zgn. vernieuwing van denken.

Was je toen al vanuit de pinksterbeweging of via Stromen van Kracht, gedoopt in de heilige Geest? Ik was al gedoopt in de heilige Geest. Maar, zoals ik al zei, wij lazen Kracht van Omhoog vanuit ons ouderlijk huis en wij waren ook opgegroeid met de boodschap van de Maranatha-leer. Toen broeder van den Brink in Kracht van Omhoog begon te schrijven  over het Koninkrijk der hemelen waren we eigenlijk een beetje teleurgesteld, want zijn boodschap was: “De Heer komt nog niet. Want Hij wil eerst gemeenten bouwen om zonen Gods  als rijpe vruchten te gaan voortbrengen.”

Je was natuurlijk opgevoed met de gedachte van Jezus kan vannacht komen, je kan elk moment opgenomen worden. Ja, dat heb je allemaal meegekregen. Er kwam natuurlijk een heel andere ontwikkeling in de boodschap.

Je ouders, konden die daarin meekomen? Nou, nee, aanvankelijk niet; mijn ouders hadden daar moeite mee. Die konden er eerst niet in meekomen. Ik had een hele goede band met mijn ouders en als ik de kinderen naar de jeugd bracht op zaterdagavond, dan ging ik door naar mijn ouders en dan praten we dus ook over deze boodschap. Toen zei mijn moeder tegen mij: "Ja, Roel, maar jij moet geen mensen nalopen". Daarmee bedoelde ze: “Je moet niet achter broeder van den Brink aanlopen daarop antwoordde ik: “Ja, maar ik ben echt overtuigd en deze boodschap die verblijdt mij!” Toen kwam daar eigenlijk een beetje een verwijdering, min of meer. Zo voelde mijn moeder dat. Mijn moeder was er wat verlegen mee en  zei: "Maar dan willen wij dat ook eens gaan onderzoeken," waarop  ik antwoordde: “Nou, dan zal ik voor jullie bidden en ik zal wel wat literatuur proberen te geven.” Het resulteerde hierin dat mijn ouders op een gegeven moment zeiden: “Roel, nu begrijpen wij wat je bedoelt.”

Maar jouw vrouw dan? Was ook zij gelijk op dezelfde golflengte wat betreft de boodschap over de geestelijke wereld? Ja, die is daar wel in meegekomen. Die kwam ook bij de Pinkstergemeente vandaan. Zij had zich ook wel laten dopen in water en in heilige Geest, dus die verschuiving van denken wat de geestelijke wereld betreft, dat moest wel bij haar ook landen. Maar we hebben er heel veel gesprekken samen over gevoerd en als Kracht van Omhoog kwam, dan was het eerste wat ik las: het voorwoord. En dat ik op een gegeven moment tegen Riek zei: “Maar nou snap ik wat broeder van den Brink bedoelt.”

En wat stond er precies in het voorwoord? Kan je je dat nog herinneren? Nou, ik weet me het niet meer zo precies te herinneren, maar het landde bij mij, zoals broeder van den Brink het zei, dat er een verschuiving en vernieuwing van denken moet plaatsvinden. Dan kan ik zeggen dat ik dat heel direct ook in mijn hart ervaren heb. Ik begreep het, ik verstond de boodschap. Dat heb ik tot nu toe altijd vast willen houden. Hoewel er ook velen naast mij een andere koers gingen varen, ben ik deze boodschap toch altijd vast blijven houden.

We leven nu zo'n beetje 54 jaar na 1968. Die hele ontwikkeling in die tijd heb je dus meegemaakt in je leven. Kan je ook wat aangeven over dingen die je uit je leven weg moest doen of dan je sowieso andere keuzes ging maken in je leven? Ik kan bijvoorbeeld wel zeggen, dat ik geleerd heb. om niet meer direct met een antwoord klaar te staan, maar ik ben meer bedachtzaam geworden, ook in de gesprekken met  mensen die ik ontmoette. Dat ik het moet niet uitlopen op een felle discussie, hoewel ik toch overtuigd ben van wat ik geloof. Maar ik heb van lieverlee wel geleerd om geduldig, mild en zachtmoedig te zijn.

Ik kan me voorstellen dat je misschien wel in begin door je radicaliteit en je enthousiasme over deze nieuwe weg omhoog misschien wel wat even te fanatiek was en die wijsheid waar je nu over getuigt, dat die later gekomen is. Hoe zie je dat? Dat gebeurde inderdaad gaandeweg. Ik heb ook veel geleerd door de boodschappen die de nadruk gingen leggen op de manier van leven, om Jezus’ beeld gelijkvormig te worden.  Het is eigenlijk de Heer Zelf die door zijn Geest mij erop ging attenderen, om geduldig te zijn en het niet te laten aankomen op felle discussies over dogmatische dingen.

Hoe viel dat in Winsum, dat jij een ‘pinkstertic’ had en je had laten dopen? Toen wij trouwden en ik benoemd zou worden aan een school, moest ik voor een commissie verschijnen,   want ik hoorde bij de Pinkstergemeente. Daar moest eerst goed over overlegd worden. Ik werd zeer kritisch bekeken, want ik verkondigde de ‘grote doop’ door onderdompeling en dat was toch wel moeilijk voor die mensen. Daar keek men met argusogen naar, maar desondanks: Ik werd – God zij dank - toch benoemd in het destijds streng gereformeerde dorp Winsum. Ze hebben mij het voordeel van de twijfel gegeven, want in die tijd 60er en 70er jaren gebeurde het ook dat mensen die zich lieten dopen door onderdompeling gewoon ontslagen werden in het onderwijs.

Kun je er ook een praktisch voorbeeld van geven dat jouw levenswandel werd opgemerkt? Ik werd hier zeer gewaardeerd en ik heb altijd met veel plezier gewerkt in het voortgezet onderwijs en kreeg wel goede contacten. Dat lag ook een beetje aan de opstelling die je zelf had. Vooral in dat wat je uitstraalt. En ik moet wel zeggen dat ik daar ook de wijsheid en de kracht van de Heer in heb ervaren. Ook met de leerlingen, waar ik prima contact mee had, daar kan ik wel een voorbeeld van vertellen. Als ik dan van leerlingen vroeg dat ze een werkstuk moesten inleveren en dan weet je hoe dat gaat met leerlingen, dat ze dat vergeten. Toen zei ik op een gegeven moment tegen een meisje: “Weet je wat ik doe als jij een proefwerk maakt, dan leg ik die eerst op de plank, vergeet het een poosje en dan ga ik het pas nakijken, als ik er tijd voor heb.” Daarna zei die bewuste leerling tegen mij: “Ja, maar u bent christen en zo mag u niet reageren!” Dat had ze begrepen uit mijn levenswandel. Het bloed kwam even bij me omhoog zo van: “Jij brutale meid, hoe durf je dat te zeggen.” Maar onmiddellijk begreep ik, dat ze gelijk had en dat heb ik haar ook laten weten: “Ja je hebt gelijk, zo mag ik niet reageren!” Ik heb daar in de klas mijn excuses voor gemaakt. Zo heb ik toch mijn licht mogen laten schijnen.

En de gemeente De Rank in Groningen, kan je iets vertellen over de ontwikkelingen bij jullie in die 70er en 80er jaren... Toen we naar de Rank in Groningen gingen, hebben we daar een heerlijke tijd gehad; een tijd van opbouw en geestelijke vorming. Ook heb ik jarenlang een bijdrage mogen leveren in de gemeentezangbegeleiding. Later kwamen broeder en zuster Roose bij ons met het verzoek of wij oudsten wilden worden. Dat was in 1988. Daar mochten wij ruim de tijd voor nemen alvorens een beslissing te nemen, want er waren wel wat moeilijkheden in het bestuur.  Wij wilden helpen dragen en stutten en vanaf dat jaar werden we oudsten. Dat waren dus de eerste stappen die wij gezet hebben als leidinggevenden.

Was je daarvoor al kringleider geweest? Nee, ik wilde spelen, de gemeente begeleiden en ging wel altijd trouw naar de huiskring. We hadden daar hele goede gesprekken daar en de Heer riep ons, om actief deel te nemen aan de leiding van de gemeente. Dat hebben wij zelf ook niet gezocht, want wij hebben gewoon afgewacht. De Heer wilde ons hierin gebruiken. Ik ben altijd zelf  erg geïnteresseerd geweest in bijbelstudie en het onderzoeken van Gods Woord. Toen Sjaak en Szuszika Roose bij ons kwamen, om ons te vragen, hebben we daar toch volmondig “ja” op gezegd. Dat viel bijna samen met hun vertrek naar Amersfoort.

Ik heb begrepen dat je dus ‘gedaan hebt wat je hand vond om te doen’, je was overal actief bij betrokken in de gemeente samen met je vrouw en voor je talent orgelspelen werd je ook gevraagd en kon je je uitleven. Ik neem aan dat je hele wezen daarin mee ging als jij begeleidde. Hoe heb je dat ervaren? Want er werden nogal veel nieuwe liederen aangeleerd in die tijd. Ja, ik vond het heel fijn om dat te doen. Mijn vader was ook heel muzikaal en mijn broer was organist. Ik kwam dus wel uit een muzikaal gezin en ik vond het ook heel mooi, om die bijdrage te leveren.  Later toen kwam daar een piano bij en een zekere Jord de Vries, een jonge  broeder, die speelde dan, toen hadden we een orgel en een piano en zo deden we het samen.

Kun je vertellen wie er toen medeoudsten van je waren? Ja, daar waren toen Piet en Truus Weeber, Aldert en Bennie Drent, Jan en Ges Anholts, Akke Weeber, Cees en Gré Maliepaard en Jord en Rita de Vries. Zij  waren jeugdoudsten.

Sommigen zijn al overleden, maar jij bent nog in leven en jouw gezondheid bij het klimmen der jaren is goed, daar heb je eigenlijk niet zo heel veel last mee gehad. Ik ben heel gezegend. Zowel mentaal als fysiek mag ik me verheugen in een goede gezondheid.

Toen je in 1988 oudste werd met gemeentetaken, lukte het jou daarna, om een goede balans te vinden, want ik neem aan dat je kinderen inmiddels ook een leeftijd hadden, waar ze jou best wel hard nodig hadden als vader ook. Hoe heb je dat samen met je vrouw met de wijsheid van de Heer kunnen doen? We hebben ons er wel bewust op gericht, om de kinderen niet onnodig alleen te laten. Maar als er bijvoorbeeld oudstenvergadering was, dan kwam ik daar alleen, want Riek was dan bij de kinderen en zo hebben we altijd toch wel de kinderen de nodige aandacht gegeven.

Je bent in 1991 niet in De Rank gebleven, kun je daar kort iets over zeggen waarom? Ja, wij kregen de zgn. blauwe Studiebladen ‘Het evangelie van het Koninkrijk der hemelen’ uit de VEG’s Breda en Den Haag die verdieping en soms bijstelling van onze inzichten betekenden. Dat bespraken we op de huiskring en we waren er enthousiast over!

Over welke elementen van de boodschap ging dat? Dat ging over het ontdekken in theorie en praktijk van onze persoonlijkheidsvijanden: de geesten van verwerping, weerspannigheid en hysterie. Dat gaf een verdieping en aanvulling wat betreft noden waar mensen mee bleven zitten. Velen hebben daardoor bevrijding ervaren van deze machten die zich met je persoonlijkheid willen vervlechten. Ook speelde mee dat er een nieuwe kijk kwam op de klassieke ‘drie-eenheidsleer’ en daardoor een beter begrip op wie God is, wie Jezus Christus is en hoe we de heilige Geest zien.

Gaf dat spanningen in de gemeente? Ja, de voorganger die na broeder Roose was gekomen, kon niet achter deze dingen staan.  Omdat wij  geen eigenzinnige oudsten wilden zijn, maar ons wilden voegen naar de orde die de Heer voor Zijn gemeente ter nakoming stelt, vroegen wij het voorgangersechtpaar hierover een gesprek. Toen werd het ons duidelijk: als we onze geloofsopvattingen verder wilden uitdragen, dan zouden we die niet meer in de Rank mogen verkondigen. Dat betekende dat wij voortaan onder censuur werden geplaatst. Wij hebben toen afscheid genomen en ons daarop in vrede  teruggetrokken,  met groot verdriet, want sinds 1968 hadden we daar met grote blijdschap onze geestelijke (basis)vorming gekregen. Vervolgens  zijn wij samen met anderen, een groep van ongeveer  40-50 mensen in 1992 begonnen met de volle evangelie gemeente De Opgang. In 2010 werden Douwe en Janita Doornbos toegevoegd aan de leiding en  ingezegend als tweede oudstenechtpaar.

Hoe gaan jullie nu verder met de gemeente en en hoe zie je de toekomst van het volle evangelie Nederland? In april 2022 treden we terug wat het mede leiding geven betreft. Wel hoop ik zolang ik vitaal genoeg ben te blijven ondersteunen met spreekbeurten. De eindverantwoordelijkheid voor de gemeente berust dan bij Douwe en Janita Doornbos.

Wat betreft de toekomst geloof ik dat de Heer doorgaat met zijn werk. Ik merk wel dat we waakzaam moeten zijn voor vervlakking van de volle evangelie-inzichten en het toepassen van de kennis van de geestelijke wereld in ons leven. We zien getalsmatig wel een terugloop, maar we geloven dat de Heer Zijn hand erop houdt en Hem vertrouwen we. Nu ik in mijn levensavond ben gekomen, ben ik enorm dankbaar voor alles, waarin de Heer ons heeft geleid en wat we hebben mogen leren van Zijn plan en dat is ontroerend mooi!