Wereldbeheersers
van deze duisternis (2) vervolg
Door J.E. van den Brink
Ik weet niet wat u dan denkt, maar dan merkt u dat Mozes een bepaald historisch feit op het oog had. Dat die mensen uit elkaar gegaan waren, want ze waren oorspronkelijk één. Dus hij verwijst hen naar dat ogenblik dat die hele torenbouw van Babel gestagneerd werd. Toen zijn de mensen uit elkaar gegaan. Denk daar nu eens aan. En dan wel met de woorden van Mozes die hij gebruikt in vers 1 van dat hoofdstuk:
Deuteronomium 32: 1 – Neigt uw oor, gij hemelen, dan wil ik spreken, en de aarde hore naar de woorden van mijn mond.
Is het oude testament voor ons achterhaald?
Dus als Mozes zijn woorden uitspreekt, heeft dat te maken met de hemel en met de aarde. Er is onder ons wel eens een tendens geweest van: “Dat oude testament kunnen we niet meer gebruiken, want daar staan zoveel dingen in, waarmee wij niet helemaal meer instemmen, omdat wij meer kennis hebben gekregen van het Koninkrijk der hemelen.”
Maar Jezus wees de Emmaüsgangers op de Schriften
Maar als je dat oude testament afschaft, dan gaat het je net als bij de Emmaüsgangers, die konden niet geloven dat Jezus opgestaan was uit de doden. En dan staat er dat de Here hen opnieuw de Schrift gaat uitleggen, ze moeten gewoon een nieuw licht krijgen op wat er geschreven staat.
Lucas 24:25 – En Hij zeide tot hen: O onverstandigen en tragen van hart, dat gij niet gelooft alles wat de profeten gesproken hebben! Moest de Christus dit niet lijden om in zijn heerlijkheid in te gaan? En Hij begon bij Mozes en bij al de profeten en legde hun uit, wat in al de Schriften op Hem betrekking had.
Je moet dit in een andere dimensie brengen. Neigt uw oor gij hemelen, daar begint Mozes mee. En als je dan thuis bent in de hemel, dan kun je het op aarde ook nog wel volgen, dat is zo’n kunst niet.
Het oude testament en God is enkel goed?
Ik noem maar een tekst uit een rede waar wij ook moeite mee hebben:
Deuteronomium 32: 39 – Ziet nu, dat Ik, Ik het ben, daar is geen God, behalve Mij. Ik dood en doe herleven, Ik verbrijzel en Ik genees, en niemand is er die redt uit mijn macht.
Dan zeg je, nou dat is ook wat, een God die doodt en Hij maakt je weer levend, Hij verbrijzeld en geneest. Dan zeg je: zouden we dat niet eventjes tussen haakjes zetten, of met een vraagteken: doodt God wel? God is goed, hebben we geleerd, enkel goed. En toch je moet er doorheen dringen, want voordat God geneest moet er wel vaak eens naar het dodenrijk. Dan wordt er een macht naar het dodenrijk (of de afgrond) verwezen. En dan doodt God en dan kan Hij genezen, want Hij maakt levend. Maar dat kunnen we zo lezen als je licht hebt op het nieuwe testament.
Hoezo is God wraakgierig?
Wanneer er in datzelfde gedeelte staat dat God een wraakgierige God is, dan zeg je: ja, wraakgierig en ons wordt voorgehouden dat we geen wraak moeten nemen, en God dan wel? En dat God regent over rechtvaardigen en onrechtvaardigen, en dat hij een milde God is, zegt Jezus in de Bergrede.
Maar wij verklaren het dan met Jesaja die zegt:
Jesaja 61:2 – om uit te roepen een jaar van het welbehagen des Heren en een dag der wrake van onze God.
Dan zeggen we: die wraakgierige God is er wel, maar die moet ons niet hebben, maar die machten. Hij wreekt zich op de machten van de duisternis. Hij zendt de machten naar de afgrond. Als je dan die gedachte van het Koninkrijk der hemelen hebt, dan kun je dat rustig transponeren. En als wij dan ons bepalen bij de zinnen die we gelezen hebben, toen die Allerhoogste de volkeren vaneen scheidde, dan zullen wij dat ook weer bij elkaar moeten voegen wat daar in Babel gebeurde.
Het oude testament transponeren
En wat wij zien bij het aardse volk Israël. Want wij transponeren Israël ook naar de hemel.
Dan merk je dat als je nu opnieuw dat oude testament gaat lezen, dat je dan dingen gaat zien die je uit het nieuwe testament niet hebt gezien. Maar alleen maar door het in verband te brengen met het Koninkrijk der hemelen. Je zegt nu: ik denk aan de hemel en je gebruikt oudtestamentische voorstellingen en gedachten.
De tempeltoren van Babel is een binnendringen
En Mozes zag in heel die torenbouw van Babel de leiding van God. U weet het wel, die mensen die hadden die stad gebouwd en een toren. Een tempeltoren. En daar voor het eerst in de geschiedenis dringen ze bewust het Koninkrijk der hemelen binnen, want ze bouwen een toren die tot aan de hemel reikte. Dus dat wil zeggen dat ze het Koninkrijk der hemelen binnendrongen. Dat was alleen toegestaan als men wachtte op de tijd dat Jezus Christus zou komen. Hij zou ons de deur openen tot het koninkrijk der hemelen. Jezus zegt in Joh. 10:9 en Joh. 14:6: Ik ben de deur, de weg en niemand komt binnen dan door mij. En als je het dan toch doet buiten Hem om, dan dring van je elders binnen. Dan dring je met geweld binnen. De geweldenaars dringen binnen met geweld en ze pakken de dingen met geweld aan. Nou dat deden ze bij de torenbouw van Babel, ze drongen binnen in de geestelijke wereld vanuit de aarde.
Op een ander fundament vanuit de afgrond
En ik heb ook wel eens gezegd, de vader van Nebukadnezar, Nabopolassar, bouwde ook zo’n tempeltoren ter ere van zijn God Marduk. Hij zegt: En ik maakte zijn fundamenten in de schoot van de onderwereld en hij reikte tot aan de hemel en zijn top was in de hemel. Dat kleitablet dat heeft men gevonden. Dus die Babyloniërs bouwden hun tempels vanuit de fundamenten in de afgrond, in het dodenrijk. En zo kwamen ze in de hemel, langs spiritistische weg want die tracht in de geestelijke wereld binnen te dringen door middel van contact met doden. Daar is men in Babel mee begonnen.
Torens staan in de regel in verbinding met religie
Die torenbouwers van Babel hebben die toren gebouwd, niet om een uitkijkpost te hebben, niet om een vuurtoren te hebben, maar om uit te beelden dat ze in de hemel drongen. Torens staan voor 98% altijd in verbinding (in onze gedachten) met religie. Als ik een toren zie, dan denk ik aan religie. Die spitse torens zeggen ze, die wijzen naar de hemel. En dan transponeert iedereen dat naar de hemel waar God woont, dat is toch de gewone manier van denken.
Engelen, afgevallen zonen Gods, zochten mensen
En als ze dan in die hemel gedrongen zijn dan ontmoeten ze daar hemelvorsten. Afgevallen engelen, want ze zitten aan de verkeerde kant. En met die engelen krijgen ze contact, die afgevallen zonen Gods, worden ze genoemd. Zonen Gods, dat zijn dus machtige engelen.
In Genesis 6:2 – … zagen de zonen Gods, dat de dochters der mensen schoon waren, en zij namen zich daaruit vrouwen, wie zij maar verkozen.
De zonen Gods zochten gemeenschap met de dochteren der mensen. Dat wil dus zeggen, dat hele sterke engelen zochten contact met de mensen. Maar hier is het andersom bij de toren van Babel, deze zonde is veel groter, want hier zoeken de mensen die machten op.
In Genesis is het altijd dat de machten de mens opzoeken. Denk maar aan Kaïn. God zegt tot Kaïn in Genesis 4:7: je belager ligt aan de deur, jij moet over hem heersen.
Dus die belager die trachtte binnen te komen. En die kwam in Kaïn binnen en Kaïn werd een moordenaar. Hij was een gebonden mens. Iedereen die hem passeerde, kon aan zijn ogen zien dat die man niet meer normaal was. Dat was zijn teken, het Kaïns teken, zijn gebondenheid. Al die mensen waren verder nog vrij. Maar bij de toren van Babel zien we het omgekeerde, daar dringt de mens de hemel binnen. Hij zoekt contact met de machtigste vorsten in de hemel. Zonen Gods.
Zonen van God kunnen engelen of mensen zijn
Zonen Gods dat zijn dus engelen. Zonen Gods dat kunnen ook mensen zijn. Maar dat zijn mensen die in de hemelse gewesten hun plaats ingenomen hebben. Als wij zonen Gods zijn, dan zijn wij dat niet hier op aarde, maar dan zijn we dat in de hemel. Hier op aarde zullen ze je niet verslijten voor een zoon van God in de winkel, dat zien ze niet. Maar je kunt het wel in de hemel zijn. En wat zijn zonen Gods? Dat zijn sterke en krachtige figuren. Want het zijn de toekomstige vorsten. En dan merk je: dat die zonen Gods die er nu zijn, die afgevallen engelen, die moeten weg. En die moeten hun plaats inruimen voor de zonen Gods uit de mensen. Dat is de strijd.
Zonen Gods staan voor Gods troon
Dus die zonen Gods zijn engelen die voor Gods troon staan. Of uit de engelen of uit de mensen. In de tijd van Mozes waren er natuurlijk geen zonen Gods uit de mensen. Die zijn pas na de prediking van het Koninkrijk der hemelen gekomen, dat zijn zij die gedoopt werden met de heilige Geest en bewust ook deze leer trachten te realiseren in de hemelse gewesten. Maar als wij zonen Gods zijn, dan zijn wij ook vorsten. Dan zijn wij koningen. Een geslacht van koningen. Een geslacht van heren.
Strijd voeren met de afgevallen engelen
En dan hebben wij de strijd met die afgevallen engelen. Dus dan moeten we wel goed zien dat God die engelen niet weg doet voor zijn troon, want dat moeten wij doen. Dat is de grootste vergissing die men maken kan als ze zeggen: Waarom heeft God die engelen niet weggejaagd? Hij zegt: nee, de mens heeft ze binnengehaald, de mens heeft contact opgenomen met die engelen, dan moet die mens ze er maar weer uit de hemel duwen, dat is onze opgave:
Dat die hemel geschoond wordt. Dat er in die hemel een grote opruiming plaatsvindt. Dat die eerste hemel veranderd in een tweede hemel. Ik zag een nieuwe hemel, een hemel die gezuiverd is van die vorsten die daar regeerden. Dus dat moeten we goed in de gaten houden: in de torenbouw van Babel heeft men contact gelegd met machtige heersers in de hemelse gewesten.
Taalgebieden en één van taal
En wat deed men? Men nam hun talen over. Want in de hemel zijn vele talen. God heeft de engelenwereld geschapen in taalgebieden. God heeft de mensen geschapen met taal. Een oorspronkelijke taal. De ganse aarde was van ene taal en van één spraak.
Genesis 11:1 – De gehele aarde nu was één van taal en één van spraak.
Maar wat is nu het merkwaardige? Dat de mens wel geschapen is voor één taal en dat hij in zich het vermogen heeft om meer talen te kunnen spreken. Als dat nou werkelijk zo is, dat de mens één van spraak en één van taal was, dan zou je kunnen denken dat God de mens geschapen heeft met de mogelijkheid om naar één taal te kunnen spreken. Net als de dieren. Die kunnen maar één taal spreken. Ze hebben wel verschillende talen, maar elke diersoort spreekt zijn eigen taal. Die zijn niet uit enen bloede. De honden blaffen en de leeuwen brullen, maar dat zal je nooit zien verwisselen. Je zult nooit zien dat een hond gaat leren loeien. Die zijn van verschillende talen. Maar de mens is oorspronkelijk van één taal. Het was één volk, één natie.
Trots zijn op spraakverwarring?
Dat er zoveel volkeren zijn en zoveel talen, daarbij moet u eens opletten hoe de mensen zich daarop beroemen, hun nationale trots. Maar daar deugt niks van, want het is een gevolg van de verwarring. Maar wij zijn geschapen dat we maar één taal zouden spreken, de oorspronkelijk taal, maar we hebben in ons latent (verborgen) het vermogen om een hoop bij te leren.
Vele talen in de hemel
En als het dan niet op aarde nodig was, dan hebben we ze nodig in de hemel, dat is heel duidelijk. Want in de hemel zijn vele talen. En als wij dus in de hemel gaan functioneren, dan zullen wij meer dan één taal moeten kennen.
Babel versus Pinksteren
Vandaar dat Babel en Pinksteren met elkaar te maken hebben. Zo gauw je je pinksterfeest viert, dan ga je talen spreken en dan kun je je bewegen in de hemelse gewesten. Dat is niet voor de aarde, maar voor de hemel. Wat moet je er op de aarde mee doen? Wie een taal spreekt die richt zich tot God. Die is bezig om zijn stem in de hoge te laten horen.
1 Korintiërs 14:2 – Want wie in een tong spreekt, spreekt niet tot mensen, maar tot God, want niemand verstaat het; door de Geest spreekt hij geheimenissen.
Talen van mensen en engelen
Vroeger moesten de mensen daarvoor vasten om in de hemel een beetje thuis te komen en wij gaan gewoon in talen spreken. Dat is onze ‘springplank’. En dan kun je je bewegen in de hemelse gewesten. Want al die talen die we hebben die komen uit die hemelse gewesten. Talen van mensen en engelen. Die torenbouwers hebben die talen van de vorsten uit de hemel overgenomen. Elke vorst had zijn eigen taal.
Engelen zijn dienstknechten
Want engelen zijn dienstknechten. En er zijn ontzaglijk veel soorten dienstknechten. Net als bij ons, je kunt er een hebben in de fabriek, je kunt er een hebben op kantoor, je kunt er een hebben op een universiteit en die mensen hebben ieder hun eigen denkwereld, hun eigen taak. En die engelen die zijn zo ontzaglijk verschillend, die hebben hun eigen taalgebied waarmee ze hun eigen opdracht vervullen. Ook de afgevallen engelen. De goede engelen ook.
Ontzaglijk veel verschillende engelen
Als een kind een engel heeft dat is een heel anders soort dan bijvoorbeeld een Michaël die een meer wereldomvattend werk doet. Daar zijn ontzaglijk veel trappen in. En zo heb je dus de talen der engelen. Want die engelenwereld die staat in verband met gedachten, met het woord. Engelen hebben geen instrumenten, die zitten niet te tokkelen op een muziekinstrument, die hebben geen harpen in hun handen.
Het woord beheerst de geestenwereld via talen
Engelen dat is een geestenwereld. Die engelen kunnen denken, geloven, spreken, dat wil zeggen hun gedachten overbrengen. Het woord beheerst dus die geestenwereld, de engelenwereld. Vandaar dat die talen zo belangrijk zijn. En wij kunnen ook denken en wij hebben ook een taal. Zo gauw we met de engelen in aanraking komen hebben wij het vermogen om ons in die talen van de engelen uit te drukken. Paulus zegt:
1 Korintiërs 13:1 – Al ware het, dat ik met de tongen der mensen en der engelen sprak...
Elk volk kreeg zijn taal en zijn god
Ze hebben daar in Babel die talen overgenomen. Ze hebben die vorsten die oorspronkelijk bedoeld waren als dienstknechten van de mens, die hebben ze als heersers over zich genomen. En ze zijn die vorsten gaan aanbidden en vereren en dat werden hun goden. En zodoende kreeg elk volk zijn taal en kreeg ook elk volk zijn god. Lees je in de Bijbel, dan lees je over de goden der volken. En je leest over de talen der volken.
Als Israël Kanaän binnenkomt, dan staat er heel uitdrukkelijk bij dat er veel talen waren en veel goden. Ieder klein volkje had zijn eigen god en zijn eigen taal. Die mensen vereerden ze. Ze vereerden dus die vorsten uit de hemel als hun goden. En als er een koning was, dan stond die in verbinding met die vorst. Hij zei misschien: ik ben een zoon van die hemelvorst.
De achtergrond van ons denken
Dus als we dit nu op de achtergrond van ons denken houden en ik kom er steeds wel weer op terug, omdat dat natuurlijk een moeilijke zaak is omdat in eens te verteren, maar we houden ons er van de week maar mee bezig.
God laat de volken op hun eigen wegen gaan
Dan is dit een aanloopje, om dan te zeggen: Mozes, nu moet je maar eens denken aan de tijd van weleer en dat is daar niet buiten God omgegaan. Want er staat, God deelde dat uit. Toen de Allerhoogste de volkeren hun erfenis uitdeelde. Ze hadden contact opgenomen met die geestelijke vorsten, met die zonen Gods, die engelen, en elk volk had daar gemeenschap mee gekregen, en God zegt: laat ze maar gaan, doe het maar.
Gods volk is Jakob= Israël met de vorst Michaël
Als je maar voor Mij een volk reserveert en dat is Jakob. Dat is hier: De grenzen der volkeren heeft hij vastgesteld naar het aantal der zonen van Jakob. God zegt: Dat is Mijn volk, het Mij toegemeten erfdeel, dat is van Mij. Het is niet zoveel, dat hoeft ook niet. Dat kleine stukje land Kanaän, zo groot als Noord- en Zuid-Holland bij elkaar, dat is van God. Daar wil ik over regeren. En dan geef ik ze nog een hemelvorst erbij, dat is Michaël. Dat is dan mijn zaak.
Gods volk in het nieuwe verbond en het grote Babylon
Dan zeg je: Dat is niet veel wat God opeist. Maar dat is in het nieuwe verbond ook. Dan is er een hele grote afgevallen kerk, het grote Babylon, let er op, en dan heb je een kleine rest dat is het volk van God. Een rest wordt behouden. Daar zie je diezelfde gedachte dat dat kleine restje bestemd is door God om zonen Gods te worden. Terwijl dat hele grote Babylon, dat is er op de wereld, maar wie ziet dat Babylon? Nou, het wordt genoemd Babylon de grote. En wie wijst hem aan? Wie wijst dat grote Babylon aan? Daar moet je geestelijke ogen voor hebben om dat te kunnen zien. Wij leven ook weer in een Babylon, de grote, de hoer, de afgevallen kerk. Je hebt afgevallen engelen en je hebt een afgevallen kerk.
Al die goden en de onbekende God
Paulus haalt dat nu uitgerekend aan in een zeer heidense stad. Dit verhaal over die torenbouw. En als God die erfenis uitdeelde in Handelingen 17, dan is hij in Athene en daar heeft hij zich geërgerd aan die afgoden, want op elke hoek van de straat zag hij een afgodsbeeld staan. En hij zag zelfs een beeld van een onbekende god, bang als ze waren dat ze er eentje vergeten waren.
Handelingen 17: 23 – Want toen ik door uw stad liep en de voorwerpen uwer verering aanschouwde, heb ik ook een altaar gevonden met het opschrift: Aan een onbekende god. Wat gij dan, zonder het te kennen, vereert, dat verkondig ik u.
Die onbekende God die ga ik nu eens verkondigen. En dan staat er:
Handelingen 17:26 – Hij heeft uit één enkele het gehele menselijke geslacht gemaakt om op de ganse oppervlakte der aarde te wonen en Hij heeft de hun toegemeten tijden en de grenzen van hun woonplaatsen bepaald, opdat zij God zouden zoeken, of zij Hem al tastende vinden mochten, hoewel Hij niet ver is van een ieder van ons.
Dat was het doel van God dus: één volk. Wat was het doel van Jezus?
Mattheüs 23:37 – Hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen vergaderen, gelijk een hen haar kuikens onder haar vleugels vergadert, en gij hebt niet gewild.
Dus dat zijn gedachten die ik nu enkel even aanstip, waar ik later op terugkom, dat dit doel van God onveranderlijk is. Dat er één volk komt met één vorst.
Babel: allemaal een afgod en een god in de hemel
Dat is Babel. Dus toen waren ze God al kwijt en God zegt: laat dat nou maar... God laat die verbinding toe, dat die mensen allemaal een afgod krijgen, dat zijn dus die goden in de hemel. En elk volk krijg zijn God, elk volk zijn koning, en die staan in de onzienlijke wereld in verbinding.
Israël: de ware God; David en Salomo: in verbinding met Gods troon
Israel had ook een god, de ware God. De troon van David stond in verbinding met de troon van God. Want als Salomo gaat regeren, staat er: Salomo ging zitten op de troon van Jahweh. Dan zie je die verbinding tussen hemel en aarde. Salomo zat op de troon van God.
1 Kronieken 29:23 – En Salomo zette zich op de troon des Heren als koning in de plaats van zijn vader David, en hij was voorspoedig, zodat geheel Israël hem gehoorzaamde.
Op de troon van Jahweh. Daar was dus een nauwe relatie tussen de troon van David en de troon van God. Als Jezus geboren wordt, dan komt hij te zitten op de troon van zijn vader David, op de troon van God. Zie je die verbinding? Er zijn mensen die zeggen: Hij zal de troon van zijn vader David herstellen, maar daar gaat het niet over. Het gaat over de troon van God. En daar zit hij op.
Andere vorsten: verbonden met afvallige engelen
Die vorsten in de landen, die waren verbonden met die afgevallen engelen, dat wil zeggen: de hoofdengelen in de hemelse gewesten. Farao die zegt: ik ben een zoon van zo’n god. Ze verbonden zich met zo’n god uit de hemel.
Mozes en Paulus zien toch goddelijke leiding
Maar én Mozes en Paulus zien er allebei goddelijke leiding in, God heeft dat gedaan. En het is maar goed ook, dat ze God zouden zoeken en het is maar goed dat er zoveel afgoden zijn, zoveel volkeren en zoveel verdeeldheid. Want die vorsten in de hemel dat is geen hechte eenheid. Die zijn onderling verdeeld. Heel het rijk duisternis is verdeeld. Het Is een verdeeld rijk. Want zo gauw ze in aanraking met de mensen komen, worden de mensen tegen elkaar opgezet. Die machten die zijn onderling verdeeld. Dan zien we: - laten we zeggen - jij bent gebonden en je buurman is gebonden, nou, je hebt zo ruzie met elkaar. Dat komt, omdat het rijk der duisternis verdeeld is. Want waar het bezit neemt, wordt ieder tegen een ander opgejaagd. Dus als die vorsten verbonden zijn met een volk, dat is van mij en jij komt er niet aan, dat is altijd zo met machten.
Satans rijk is verdeeld: dat is gunstig voor Gods volk
Daar komen we nog wel op terug: Dat het rijk van satan verdeeld is. Satan niet, maar zijn rijk is verdeeld. En dat is maar gunstig voor het volk Gods. Vooral in democratieën, waar de verdeeldheid zeer groot is, vandaar dat wij zoveel godsdienstvrijheid hebben. In Rusland heb je dat niet, dat is geen democratie. Hoe meer verdeeldheid, hoe beter voor Gods volk. Toen vroeger de Roomse Kerk de alleenheerschappij had, werd elke ketter verbrand. En waar die eenheid doorbroken is, daar kwam de vrijheid van godsdienst. Het is ergens maar goed dat wij hier niet één kerk hebben. Veronderstel dat hier de gereformeerde gemeente de baas was, die heeft in artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis staan dat de overheid geroepen is om de valse godsdienst uit te roeien. Nou, dan deden wij allemaal een goeie gooi ernaar, om uitgeroeid te worden…
Ziet u dat God dit nog gebruikt om zijn volk kansen te geven om te kunnen leven? Anders werden wij helemaal niet meer geduld.
En de satan die wil wel eenheid, maar eenheid onder hem. En wanneer krijgt de satan de eenheid? Dat die verdeeldheid der volkeren weer ophoudt! Dat zal gebeuren onder de antichrist.
Het werk van de antichrist en Apollyon, de verderver
Want wat doet die antichrist? Die doet precies hetzelfde als die torenbouwers van Babel. Die vestigt een rijk met de fundamenten in de onderwereld, in de schoot van de onderwereld. Dat is dus een geestelijke zaak. Die bouwt ook een toren die tot aan de hemel reikt en daar begint hij mee in de onderwereld. En dan begint Openbaring 13 met:
Openbaring 13:1 – En ik zag uit de zee een beest opkomen met tien horens en zeven koppen; en op zijn horens tien kronen en op zijn koppen namen van godslastering.
De zee is een beeld van de afgrond. Dus dan ben je bezig met het dodenrijk. Ik zag een beest uit de afgrond opkomen. Dus de antichrist laat die Apollyon, die verderver, dat beest uit de afgrond, opkomen. En er staat:
Openbaring 13:2 – En de draak gaf hem zijn kracht en zijn troon en grote macht.
Eensgezinde koningen in de hemel
En dan zijn er nog vorsten in de hemel, die zijn onderling verdeeld, en dan zegt Openbaring 17:
Openbaring 17:12 – En de tien horens, die gij zaagt, zijn tien koningen, die nog geen koningschap hebben ontvangen, maar één uur ontvangen zij macht als koningen, met het beest. Dezen zijn één van zin en geven hun kracht en macht aan het beest.
Openbaring 12:17 – Want God heeft in hun hart gegeven zijn zin te volbrengen en dit eensgezind te doen en hun koningschap aan het beest te geven, totdat de woorden Gods zullen voleindigd zijn.
Dan worden ze eensgezind die koningen uit de hemel. (Het zijn allemaal veel nieuwe dingen, maar ik kom er van de week telkens op terug. Door herhaling komen we er wel achter).
Een bezeten antichristelijk leger tegen de zonen Gods
Maar dan is er ook een hele andere situatie want als God dit dan toelaat, dat die antichrist komt en dat beest uit de afgrond, dat bezit neemt van die antichrist, die wordt bezet gebied - dus bezeten - daar vaart hij in. Daar heb je de tegenstelling. Dan is er ook een volk Gods waar de heilige Geest in woont. In de antichrist woont het beest van de afgrond. Maar dan zijn die zonen Gods klaar om het tegen hem op te nemen.
Verschil in situatie: in de voortijd en de eindtijd
Bij de torenbouw van Babel waren die zonen Gods er niet. Dus die mensen zijn op de aarde verstrooid en God heeft verdere ontplooiing verhinderd. God zegt, want als ze zo doorgaan met die machten contact op te nemen, hun talen over te nemen, hun krachten naar zich toe te trekken, dan zal niets wat ze denken te doen hun onmogelijk zijn. Nou, dat krijgt de antichrist wel voor elkaar, maar dan staat er een leger Gods tegenover van zonen Gods. Dat is het grote verschil.
Oorlog in de hemel
Dan komt er oorlog in de hemel. Met die torenbouw van Babel was het niet mogelijk dat er oorlog kwam in de hemel, want er waren geen mensen die in de hemel waren. Kijk, er waren wel mensen in de hemel toen maar die zaten aan de verkeerde kant. Dat waren die spiritisten. Maar als die antichrist zich openbaart, dan is het volk Gods, dan zijn die zonen Gods ook in de hemel. En dan staat er ook in Openb. 12:7: dan komt er oorlog in de hemel.
Dus in de tijd van de antichrist krijgen we, dat hij ze bij elkaar haalt. Dat al die elkaar bestrijdende en vijandige vorsten - en dus ook die godsdiensten- samensmelten en zich onderwerpen aan het beest in de afgrond, aan Apollyon. Dat is in Openb. 9:11 een machtige engelvorst uit het dodenrijk, uit de schoot van de onderwereld, om dat beeld te gebruiken. Maar dan zijn de sterke zonen Gods gereed.
Nu zegt de Bijbel, voordat Israël Kanaän binnentrekt, moeten ze daar nog eens aan denken, aan de dagen van weleer. En goed te weten dat God dat land Kanaän voor hen had gereserveerd. U weet wel, Kanaän dat was de zoon van Cham, de zoon van Noach. En Kanaän was vervloekt.
Genesis 9:24 – Toen Noach uit zijn roes ontwaakte en vernam, wat zijn jongste zoon hem aangedaan had, zeide hij: Vervloekt zij Kanaän, een knecht der knechten zij hij voor zijn broeders. Voorts zeide hij: Geprezen zij de Here, de God van Sem, maar Kanaän zij hem tot knecht.
De strijd om Kanaän
En ik heb u verteld - daar kom ik dus nu op terug - dat zij geleid werden bij die volksverhuizing door hun geesten naar dat landje dat God voor zijn volk had gereserveerd. En daar zaten die Kanaänieten. Daar moest nu Israël naar toe, om die Kanaänieten te verdrijven. Die zaten daar wederrechtelijk, die waren daar door hun goden naar toegestuurd.
Ik heb u verteld van de wichelarij, met die ‘leverbeziening’ en met die pijlen, hoe ze daar door hun goden geleid, die hele wereld stond open en ze moeten persé daar zijn, geleid door hun goden. Als Abraham naar Kanaän gaat, dan pleegt hij geen toverij, maar dan leidt de Heer hem daar naar toe, rechtstreeks.
Dat is het grote verschil. En Abraham zoekt de stad met fundamenten die in de hemel zijn, niet in de afgrond, dat is ook een groot verschil. Het geloof van Abraham dat was van een stad, waarvan de fundamenten gelegd waren door God zelf. Maar die van de torenbouwers van Babel waren de fundamenten in de afgrond en van de antichrist is ook in de afgrond.
Het aardse Kanaän is beeld van het hemelse Kanaän
Dus nu krijgt Israël Kanaän. Die Kanaänieten moeten ze verdrijven, want die zitten daar wederrechtelijk. Als je dat nou transponeert, wij moeten ook in dat hemelse Kanaän komen, dan moeten we ook wat uitdrijven of uitroeien. Al de afgevallen vorsten en al die engelen - die slechte boze geesten - die moeten wij daar allemaal ‘opruimen’, zodat wij daar alleen plek hebben met de heilige engelen. We zien dus dat die geschiedenis zich herhaalt in de hemel. Dat wat in Kanaän gebeurd is maar een afschaduwing wat wij moeten doen in het hemelse Kanaän. Dan noem je het ook geen Kanaän meer, want de naam Kanaän is vervloekt.
Filistea is Palestina
Net zo goed als genoemd wordt Palestina, dat is Filistea, van de Filistijnen. Dat was ook een afgodisch volk. Denk maar aan de tempel van hun god Dagon. Rechtstreekse strijd tussen de tempel van God en Dagon. En Dagon, die viel op zijn neus weet u wel. Met zijn armen gebroken.
1 Samuel 5:1 – De Filistijnen hadden de ark Gods buitgemaakt en haar van Eben-Haëzer naar Asdod gebracht. Toen namen de Filistijnen de ark Gods, brachten haar in de tempel van Dagon en zetten haar neer naast Dagon. Toen de Asdodieten de volgende morgen vroeg opstonden, zie, Dagon was op zijn gezicht ter aarde gevallen vóór de ark des Heren; en zij namen Dagon en zetten hem weer op zijn plaats. Maar toen zij de volgende morgen vroeg opstonden, zie, Dagon was op zijn gezicht ter aarde gevallen vóór de ark des Heren, maar het hoofd van Dagon en zijn beide handen lagen afgehouwen op de drempel, slechts de romp was nog over.
Farao van Egypte en Israël en Jezus met zijn volk
Dan zie je de strijd. De Farao liet de Israëlieten niet gaan toen ze in Egypte waren. Dan komen de tovenaars die al die wonderen doen. Nu geeft die Allerhoogste aan zijn volk Kanaän, totdat het Zaad zou komen. Jezus Christus naar Galaten 3:16. En Hij zou zijn volk een plaats geven in de hemelse gewesten in Christus Jezus volgens Efeziërs 2:6.
Een klein land en een overblijfsel is Gods volk
Het is opmerkelijk dat God te midden van al die ontelbare afgodische volken maar zo’n klein stukje voor zijn volk reserveert, een klein landje.
En zo doet hij dat ook nu te midden van al die afgodische en afgevallen kerken, het grote Babylon, neemt God een kleine rest, en God zegt dat worden Mijn zonen en die zullen regeren op mijn troon – Openbaring 3:21. Dat zijn de zonen Gods.
Het veelvoudige natuurlijke nageslacht van Abraham
Nu kun je dit gedeelte lezen over Israël, dat God die volken heeft gecirkeld, gegroepeerd heeft om Israël. Er zijn er velen die dat vandaag aan de dag nog geloven. Ze zeggen Israël is het centrum der wereld, Jeruzalem de navel der aarde. En God heeft daaromheen de volken gegroepeerd. Dan zoeken ze Genesis op, in Genesis 15 daar worden de grenzen der volken genoemd, dat is niet weinig, moet u maar eens lezen.
Als Abraham bij Melchizedek is geweest, die werd geleid die priester-koning, dan in hoofdstuk 15 krijgt Abraham een visioen wat hij allemaal voor nageslacht krijgt:
Genesis 15:18 – Te dien dage sloot de Here een verbond met Abram, zeggende: Aan uw nageslacht zal Ik dit land geven, van de rivier van Egypte tot de grote rivier, de rivier de Eufraat: de Keniet, de Kenizziet, de Kadmoniet, de Hethiet, de Perizziet, de Refaïeten, de Amoriet, de Kanaäniet, de Girgasiet en de Jebusiet.
Van Egypte tot de Eufraat is een ontzaglijk groot gebied, zowat het hele Midden-Oosten. Dat is veel meer dan Kanaän. Want Abraham had veel kinderen. Want in dat nageslacht van Abraham daar zat Ismael ook in, de zoon van Hagar. Dat zijn dan de Arabieren die ten oosten van Kanaän wonen, die zitten er nog. Esau was ook het nageslacht van Abraham, dat zijn de Edomieten, die zaten ten zuiden van het land Kanaän. En waar zijn de meeste kinderen van Abraham van? Dat wordt meestal vergeten:
Genesis 25:1 – En Abraham nam wederom een vrouw, Ketura geheten. En zij baarde hem Zimran, Joksan, Medan, Midjan, Jisbak en Suach.
Abraham had nog een vrouw, Ketura. Daar zitten de uitleggers wel een beetje mee, maar daar houd ik me nu maar niet mee bezig. Na de dood van Sarah, staat over Ketura zes zonen baarde. En dan staat er in vers 5:
Genesis 25:5 – Abraham nu gaf alles wat hij had aan Isaak, maar aan de zonen van de bijvrouwen, die Abraham had, gaf Abraham geschenken, en hij zond hen, nog bij zijn leven, weg van zijn zoon Isaak, oostwaarts, naar het Oosterland.
Want Izaäk kreeg de westkant en de andere gingenn allemaal naar het oosten. Want Izaäk kreeg de kant van de Middellandse zee, de rest moest naar het oosten. Dat deed hij waarschijnlijk veiligheidshalve, dat ze niet de handen aan de erfenis van Izaäk zouden slaan. En door de zonen van Ketura werd Abraham de vader van een menigte volken. Je ziet dat is op aarde wel uitgekomen, maar dan is dat ook niet alleen voor Israël maar er staat voor ál die zonen. Ze kregen allemaal hun portie bij die verdeling. Maar Izaäk kreeg de erfenis. Maar dat is voor ons van geen betekenis dat begrijpt u wel. Wat die Arabieren daar doen, en die zonen van Ketura, waar die Midianieten en die Amalekieten, zitten, dat zal ons een zorg zijn. Daar gaat het niet over.
God verkoos Jakob als zijn erfdeel
God verkoos zich toen dat volkje Israël, de zonen van Jakob. Jakob kreeg het hem toegemeten erfdeel. Niet Esau, niet Ismael, maar Jakob. En dat werd dan Jesurin, het oprechte, rechtvaardige volk. Wanneer? Als hij door middel van Mozes de wet schenkt aan zijn volk, Deuteronomium 33 vers 5: God werd koning in Jesurin.
Het aardse of het hemelse Jeruzalem
En Jeruzalem het middelpunt. Dan zouden de volken eromheen gegroepeerd zijn, een hoop christenen geloven dat nog. Als je die visie hebt, dan zeg je: het gaat om dat aardse Israël en dat aardse Jeruzalem, dat is een alibi voor een ongeestelijk christendom. Dat natuurlijke Jeruzalem dat er op het ogenblik ligt in het Midden-Oosten dat is een alibi voor ongeestelijke christenen.
Als er een moord gedaan is en je wordt ervan beschuldigd en je zegt: dat kan ik niet gedaan hebben, want ik zat daar, dat is je alibi. Dus ongeestelijke christenen bemoeien zich niet met het geestelijke Jeruzalem, want het aardse Jeruzalem is hun alibi. Snap je? In plaats dat ze zich met het hemelse Jeruzalem bemoeien en het hemelse koninkrijk bemoeien ze zich met het aardse Jeruzalem daar staan hun kranten bol van. Een alibi voor een ongeestelijke christenheid, dan hoeven ze niet bezig te zijn met het geestelijke Jeruzalem, want ze zijn toch bezig met het tegenwoordige Jeruzalem? Daar kunnen ze zich achter schuilhouden.
Maar wij vergeestelijken dat Jeruzalem. Wij zijn bezig met het hemelse Jeruzalem. Dat Johannes de apostel ook. Dat deden de profeten ook telkens. Bezig zijn met een geestelijk volk. Want het gaat erom, hoe men een tekst leest. Men haalt deze tekst aan om te laten zien dat Israël, Jeruzalem, het centrum van de hele wereld is.
Gods Geest op het nakroost van Israël
Jesaja 44:3 – Want Ik zal water gieten op het dorstige en beken op het droge; Ik zal mijn Geest uitgieten op uw nakroost en mijn zegen op uw nakomelingen. Zij zullen uitspruiten tussen het gras, als populieren langs de beken. De een zal zeggen: Ik ben des Heren, een ander zal zich noemen met de naam Jakob, en een derde zal op zijn hand schrijven: van de Here, en de naam Israël aannemen.
Is die Geest gegeven op dat nakroost? Ja, denk maar aan de Joden en Jodengenoten in Jeruzalem op de pinksterdag. Wij noemen ons naar de naam van Jakob, Israël. Wij zeggen ook: we zijn des Heren. De profeet zegt ook dat men de naam van Israël aan zal aannemen. Die noemen zich naar Jakob. Nou wij nemen de naam van Israël aan, niet van het natuurlijke, maar van het geestelijke Israël.
Waar dit betrekking op heeft: de zonen Gods
En waar heeft dit nu betrekking op? Als je thuis de zes vertalingen hebt, dan geef ik je vast een hint. In drie vertalingen staat dat God de volken groepeerde naar het aantal van de zonen Gods. Dat geeft een heel andere gedachte. De meesten bijbels hebben ‘zonen Gods’, in plaats van kinderen Israëls.
De Leidse vertaling, Brouwers, en Canisius hebben zonen Gods. Dan denken we allereerst aan onszelf. Want wij zeggen dat wij die zonen Gods zijn. En wij zijn de toekomstige heersers van de wereld. Dus als die volken verdeeld worden, dan hebben wij daarmee te maken. De Heer zegt: jullie zullen de aarde regeren, de zachtmoedigen – Matt. 5:5.
Openbaring 20:4 – En ik zag tronen, en zij zetten zich daarop, en het oordeel werd hun gegeven; en (ik zag) de zielen van hen, die onthoofd waren om het getuigenis van Jezus en om het woord van God, en die noch het beest noch zijn beeld hadden aangebeden en die het merkteken niet op hun voorhoofd en op hun hand ontvangen hadden; en zij werden weder levend en heersten als koningen met Christus, duizend jaren lang.
De vaneenscheiding is gedaan naar het aantal van de zonen Gods, is het niet mooi? Begrijpt u, alleen maar door een kleine verlegging van zonen Israëls naar zonen Gods. Wat toch de meeste vertalingen wel hebben. Merkwaardig! Men heeft Israël ervan gemaakt, omdat men dat woord zonen Gods niet begreep. Zonen Israëls, dat zijn zonen Gods. Ja, dat is ook zo. Van het geestelijke Israël. Ik heb er nog eens de Septuaginta op na gelezen en daar staat naar het aantal van de engelen Gods. En dan zie je, dat klopt! Want zonen dat zijn of engelen of mensen. Toen Mozes sprak, toen waren dat nog de engelen Gods, die vorsten in de hemel waar de aardse volken mee verbonden waren. Maar er komt een tijd dat die er allemaal uitgegooid worden en dan komen er allemaal zonen uit de mensen.
Kijk, dan zie je dat deze tekst te maken heeft met de zonen Gods uit de mensen en met het herstel. Het herstel van de schepping Gods. En als daar een strijd ontbrandt, dan zeg je: maar God duldt geen afgevallen engelen voor Zijn troon. Maar God zegt: ik wacht af tot die zonen Gods uit de mensen dat gaan doen. En dan zucht de schepping verwachtende de openbaring van de zonen Gods:
Romeinen 8:19 – Want met reikhalzend verlangen wacht de schepping op het openbaar worden der zonen Gods. 20 Want de schepping is aan de vruchteloosheid onderworpen, niet vrijwillig, maar om (de wil van) Hem, die haar daaraan onderworpen heeft, in hope echter, omdat ook de schepping zelf van de dienstbaarheid aan de vergankelijkheid zal bevrijd worden tot de vrijheid van de heerlijkheid der kinderen Gods. Want wij weten, dat tot nu toe de ganse schepping in al haar delen zucht en in barensnood is.
En God heeft dat gerangschikt naar het aantal van de zonen Gods (wordt vervolgd).